Luminisme
Het luminisme is een stroming in de schilderkunst, vooral in België, die ontstaan is vanaf 1904 vanuit het postimpressionisme, waarin ook elementen van het realisme en het impressionisme aan bod kwamen.
Men kan het vergelijken met het neo-impressionisme in Frankrijk, zoals die een korte tijd beoefend werd door Paul Signac, Georges Seurat en Camille Pissarro.
De term is afkomstig van de groep "Vie et Lumière", gevormd door onder andere Emile Claus, George Morren en Adriaan Jozef Heymans. Deze schilders, die voordien hadden behoord tot de kunstgroeperingen Les XX en La Libre Esthétique, streefden naar een meer nationale of zelfs Vlaamse identiteit in hun werken in de traditie van de landschapschilderkunst, zoals die beoefend werd door de Scholen van Tervuren, Dendermonde en Kalmthout, maar dan gezuiverd van hun naturalistische patina's. Ze wilden afstand nemen van de doorslaggevende Franse invloed op de door Octave Maus georganiseerde kunsttentoonstelling in 1904 van Les XX.
Bekende schilders uit deze stroming zijn Emile Claus en zijn pupil Jenny Montigny, Anna De Weert, Georges Buysse, Modest Huys, Yvonne Serruys en William Degouve de Nuncques. Ook Georges Lemmen, James Ensor en Anna Boch sloten zich aan. Gust De Smet en Frits Van den Berghe zouden een tiental jaren deze richting volgen.
Octave Maus organiseerde in 1905 een volgende kunsttentoonstelling, waar ditmaal ook de luministen aan bod kwamen.
Het luminisme legt, door een optische mengeling van de kleuren, de nadruk op sterke lichteffecten en heeft veel overeenkomsten met het pointillisme. De werken vertoonden door hun nauwkeurige tekeningen en de opbouw van de composities de academische vorming van de kunstenaars. De kunst benadert hier de wetenschap door de bijna mathematische benadering van de picturale techniek. Er was een voorkeur voor Vlaamse landschappen (met of zonder figuren), in het bijzonder de Leiestreek (tussen Deinze en Gent), waar Emile Claus woonde. Zijn villa "Zonneschijn" werd een aantrekkingspunt voor andere schilders, ook uit Frankrijk, de Verenigde Staten en zelfs Japan.
Toen hun werken in latere jaren bestempeld werden als "academisch impressionisme", begonnen een aantal onder deze kunstenaars een nieuwe richting te beoefenen dat zou bekend worden als het Vlaams expressionisme.
De uitdrukking "luminisme" werd vanaf 1910 ook toegepast in Nederland op de latere fase van het Nederlands impressionisme, dat in feite stilistisch verwant is met Franse fauvisme en het Duitse expressionisme. Zij werd onder andere beoefend door Jan Sluijters, Leo Gestel, Piet Mondriaan en Jan Toorop.
De term "luminisme" beschrijft ook het schilderen van landschappen in het midden van de 19de eeuw in de Verenigde Staten. Hierbij werd er geëxperimenteerd met effecten van licht en lucht.
Luminisme is eveneens een alternatieve uitdrukking voor Light Art, een kunstvorm vanaf de jaren 1960 waarbij er kunstlicht werd gebruikt, in het bijzonder fluorescerend licht, neonlicht, lasers en holografie.
Men kan het vergelijken met het neo-impressionisme in Frankrijk, zoals die een korte tijd beoefend werd door Paul Signac, Georges Seurat en Camille Pissarro.
De term is afkomstig van de groep "Vie et Lumière", gevormd door onder andere Emile Claus, George Morren en Adriaan Jozef Heymans. Deze schilders, die voordien hadden behoord tot de kunstgroeperingen Les XX en La Libre Esthétique, streefden naar een meer nationale of zelfs Vlaamse identiteit in hun werken in de traditie van de landschapschilderkunst, zoals die beoefend werd door de Scholen van Tervuren, Dendermonde en Kalmthout, maar dan gezuiverd van hun naturalistische patina's. Ze wilden afstand nemen van de doorslaggevende Franse invloed op de door Octave Maus georganiseerde kunsttentoonstelling in 1904 van Les XX.
Bekende schilders uit deze stroming zijn Emile Claus en zijn pupil Jenny Montigny, Anna De Weert, Georges Buysse, Modest Huys, Yvonne Serruys en William Degouve de Nuncques. Ook Georges Lemmen, James Ensor en Anna Boch sloten zich aan. Gust De Smet en Frits Van den Berghe zouden een tiental jaren deze richting volgen.
Octave Maus organiseerde in 1905 een volgende kunsttentoonstelling, waar ditmaal ook de luministen aan bod kwamen.
Het luminisme legt, door een optische mengeling van de kleuren, de nadruk op sterke lichteffecten en heeft veel overeenkomsten met het pointillisme. De werken vertoonden door hun nauwkeurige tekeningen en de opbouw van de composities de academische vorming van de kunstenaars. De kunst benadert hier de wetenschap door de bijna mathematische benadering van de picturale techniek. Er was een voorkeur voor Vlaamse landschappen (met of zonder figuren), in het bijzonder de Leiestreek (tussen Deinze en Gent), waar Emile Claus woonde. Zijn villa "Zonneschijn" werd een aantrekkingspunt voor andere schilders, ook uit Frankrijk, de Verenigde Staten en zelfs Japan.
Toen hun werken in latere jaren bestempeld werden als "academisch impressionisme", begonnen een aantal onder deze kunstenaars een nieuwe richting te beoefenen dat zou bekend worden als het Vlaams expressionisme.
De uitdrukking "luminisme" werd vanaf 1910 ook toegepast in Nederland op de latere fase van het Nederlands impressionisme, dat in feite stilistisch verwant is met Franse fauvisme en het Duitse expressionisme. Zij werd onder andere beoefend door Jan Sluijters, Leo Gestel, Piet Mondriaan en Jan Toorop.
De term "luminisme" beschrijft ook het schilderen van landschappen in het midden van de 19de eeuw in de Verenigde Staten. Hierbij werd er geëxperimenteerd met effecten van licht en lucht.
Luminisme is eveneens een alternatieve uitdrukking voor Light Art, een kunstvorm vanaf de jaren 1960 waarbij er kunstlicht werd gebruikt, in het bijzonder fluorescerend licht, neonlicht, lasers en holografie.